De controverse rond ‘It’ en de schokkende, expliciete seksuele inhoud ervan hebben destijds misschien bijgedragen aan deze beslissing, maar King was zich ook zeer bewust van verbazingwekkend getalenteerde collega-horrorschrijvers die hij in een oprecht waarderende geest beter achtte. In een TIME-interview uit 1986 moest King bijvoorbeeld het volgende zeggen over horrorauteur en filmmaker Clive Barker:

“Je leest hem met een boek in de ene hand en een luchtziektezak in de andere. Die man maakt geen grapjes. Hij heeft gevoel voor humor, en hij is geen saaie jongen. Hij is beter dan ik nu. Hij is een stuk energieker.” .”

In hetzelfde interview leek King hyperkritisch over zijn waarde als schrijver en liet hij doorschemeren dat hij klaar was met het schrijven van horror na ‘It’. “Ik heb ongeveer drie originele ideeën gehad in mijn leven. De rest was een stuiterbal. Ik voel de beperkingen van waar mijn talenten liggen”, zei King, terwijl hij zichzelf “niet echt een schrijver” maar “een geweldige uitwerker” noemde. .” Welnu, zelfs de beste schrijvers zijn goed op de hoogte van het impostersyndroom en de schadelijke verhalen die het in onze hoofden kan weven. In het geval van King bevatten deze zelfspot-uitspraken weinig waarheid – iets wat hij zich moet hebben gerealiseerd toen hij na een tijdje de horror weer oppakte, wat voor de wereld (en voor zichzelf) bewees dat zijn proza ​​het meest geschikt is om ideeën op te roepen. die ons als collectief echt bang maken en ons dwingen dieper in de duisternis te duiken die de rand van onze visies plaagt.

King deelde ook de kerninspiraties achter zijn op horror gerichte verhalen, waarin hij zijn neiging uitlegde om zich te concentreren op persoonlijke fobieën die draaien om ‘spinnen, liften, afgesloten ruimtes, het donker, riolen, begrafenissen, het idee levend begraven te worden, kanker, hartproblemen’. aanvallen, het getal 13, zwarte katten en onder ladders door lopen.” Dat is een behoorlijk lange lijst en op geen enkele manier onredelijk, maar King’s nieuwigheid als schrijver ligt in zijn vermogen om deze specifieke angsten om te zetten in iets universeels, waar iedereen zich mee kan identificeren, ondanks de afwezigheid van diezelfde angst in de echte wereld.

Bovendien ontstaan ​​fobieën vaak nadat ze in fictie zijn onderzocht. Een goed voorbeeld hiervan zijn de knoestige typemachines met insectenthema in David Cronenbergs ‘Naked Lunch’, die deze volkomen goedaardige machines een gevoel van grillige angst bezorgen. Een soortgelijk effect kan worden waargenomen in de romans van King, waar zoiets alledaags als een auto of een hond wordt veranderd in een meer sinistere interpretatie van datzelfde object, waardoor nachtmerrieachtige scenario’s worden opgeroepen die echt goede horrorfictie opleveren.